De meldkamer ambulancezorg (MKA) bepaalt het toestandsbeeld van de patiënt door allerlei vragen te stellen aan degene die de melding doet. Hiervoor gebruikt de meldkamercentralist een geprotocolleerd uitvraagsysteem. Bij elk toestandsbeeld past een landelijk en uniform vastgestelde urgentie en inzet.
Dit zijn de verschillende urgentieniveaus:
A1
Bij (mogelijk) levensbedreigende situaties waarbij grote kans bestaat op ernstige gevolgschade / blijvende invaliditeit.
Een A1-urgentie wordt toegekend als minstens een van onderstaande criteria geldt:
- De toestand van de patiënt is levensbedreigend, ABC* instabiel.
- Er is een ernstig vermoeden van een levensbedreigende toestand van de patiënt, ABC* instabiel.
- Er moet worden voorkomen dat de patiënt terechtkomt in een levensbedreigende toestand, ABC* instabiel.
- Ter voorkoming van (ernstige) invaliditeit of ernstige gezondheidsschade.
*ABC: (A) ademhaling , (B) luchtwegen, (C) Bloedsomloop
A2
Als er een grote kans op gevolgschade bestaat en/of behandeling in het ziekenhuis noodzakelijk is zonder dat sprake is van een levensbedreigende situatie.
B
Bij overplaatsingen, vervoer voor onderzoeken of poliklinische behandelingen (bestraling). Dit zijn veelal planbare ritten die niet aan bovenstaande criteria voldoen.
Het komt voor dat de ambulancebemanning bij de patiënt aankomt en de situatie anders beoordeelt dan aan de hand van de melding kon worden vastgesteld. Op dat moment kan de ambulanceverpleegkundige in samenspraak met de meldkamer, of de ketenpartner die de rit heeft aangevraagd (vaak de huisarts), de urgentie bijstellen.