In de ziekenauto
Daar zijn we dan. In de ambulance. Samen met: de chauffeur en de verpleegkundige. De sirene gaat aan. En de zwaailichten natuurlijk. Dat doet de chauffeur om de rest van het verkeer te laten weten dat ze aan de kant moeten. Alle andere auto’s gaan naar links of naar rechts. De ambulance kan vrij door het midden rijden. Want: als het moet is de ambulance binnen een kwartier bij je. De meldkamer heeft het adres alvast aan de chauffeur gegeven. Dan kan de ambulance vast uitrukken. Terwijl jij (of een volwassene bijvoorbeeld een ouder, juf of meester) nog aan het bellen bent met de meldkamer. Zo verliezen we geen tijd. Onderweg vertelt de meldkamer alles wat we weten. Als we bij je komen, weten de chauffeur en de verpleegkundige dus al best veel!
Het ambulanceteam
We komen met zijn tweeën: de chauffeur en de verpleegkundige. Op onze kleding hebben we lichtgevende strepen. Dan kun je ons ook in het donker goed zien. Op onze rug staat het woord AMBULANCE. De verpleegkundige is lang naar school geweest en volgde een speciale opleiding. Daar leerde hij meer dan een gewone verpleegkundige omdat hij soms dingen moet doen die eigenlijk alleen artsen mogen. Ook de chauffeur volgde een speciale opleiding. Daar leerde hij op een veilige manier supersnel door het verkeer te rijden én hoe hij de verpleegkundige kan helpen.